vrijdag 2 januari 2009

Over het racistisch imperialisme met de naam ‘zionisme'

Sommige rechtse “nationalisten” menen de staat Israël als een “voorpost van de Europese beschaving” te moeten beschouwen, meestal gemotiveerd vanuit een primaire haat tegen alles wat met islam en de Arabieren te maken heeft. Dat zelfs rechtse volksnationalisten zich tot dit bedenkelijk discours bekennen is op z’n zachtst gezegd verbazend. Israël heeft in de verste verte niets te maken met de christelijke en heidense wortels van Europa of met de Europese volksculturen. Zionisme (steun aan het concept van de Israëlische staat als thuisland van de joden) is imperialistisch en racistisch van aard, van in den beginne tot op de dag van vandaag. De creatie van de staat Israël is één van de grootste staatkundige blunders van de 20ste eeuw geweest, het zorgt al bijna 60 jaar voor voortdurende politieke conflicten op internationale schaal, voor geweld en oorlog. Bovendien is het bestaan van Israël op geopolitiek vlak schadelijk voor de Europese belangen. Niettemin moet hierbij vermeld worden dat het afwijzen van zionisme niet mag ingegeven zijn door of verward worden met jodenhaat. Het kan ook niet de bedoeling zijn om van de vele jodenvervolgingen in Europa doorheen de eeuwen een rechtvaardigingsgrond te zoeken voor het zionisme. De onderstaande tekst verschaft een zicht op het ontstaan en wezen van het zionisme, ter scholing van jonge nationalistische militanten.


Als algemene definitie kan gelden dat zionisme de nationale beweging is voor de terugkeer van het joodse volk naar wat genoemd wordt “haar historische thuisland” volgens de Bijbel (de berg Sion). Het stelt dat de joden het recht op zelfbeschikking hebben in hun eigen nationale staat, en het recht hun eigen nationale cultuur te ontwikkelen, in deze voorstelling een klassiek nationalisme dus. Het zionisme streefde naar een wettig erkend nationaal tehuis voor de joden, wat bereikt werd met de oprichting van de staat Israël in 1948. Hedendaags zionisme steunt het bestaan van Israël en de immigratie van joden erheen, alsmede het behoud en versterking van de joodse taal en cultuur, vaak met inbegrip van letterlijk racistische voorstellen en wetten. Er is een radicale stroming -vaak aangeduid als maximalisme- die het grondgebied van de staat verder wil uitbreiden met de bezette Palestijnse gebieden. Als grondlegger van het zionisme wordt Theodor Herzl aanzien, de naam zelf is afkomstig van Nathan Birbaum, beide Oostenrijkse joden.

In de diaspora hielden de joden een band met het land waar hun heilige plaatsen lagen en een heimwee naar “de betere tijden” daar. Die band was grotendeels spiritueel en religieus. Pogingen tot daadwerkelijke terugkeer werden veelal verhinderd door de christelijke en islamitische heersers. Na de Bar Kochba opstand in 132 na Chr. waren de meeste joden door de Romeinen uit hun land verdreven, waarna het werd omgedoopt tot Palestina. De joodse gemeenschap in Palestina herstelde zich weer gedeeltelijk, en heeft voor de komst van de kruisridders zo’n 300.000 mensen geteld. De kruisridders vermoordden of verdreven in de 11e eeuw na Christus bijna de gehele joodse gemeenschap, zodat er na de herovering door de Koerdische moslimleider Saladin nog maar zo’n 1000 families over waren. In latere eeuwen poogden herhaaldelijk kleinere, religieus geïnspireerde en door vervolging gedreven groepen joden om zich in Palestina te hervestigen, vaak zonder succes. Ze hadden moeite er een bestaan op te bouwen, werden verjaagd of moesten zich onder dwang bekeren tot de islam. In 1517 veroverden de Ottomanen Palestina op de Mameluken, waarna de Turkse Sultan joden die voor de Spaanse inquisitie waren gevlucht toestond zich in Palestina te vestigen. Ondertussen was de Arabische (eveneens Semitische!) bevolking steeds in het gebied gebleven.

Afgezien van de tijd van de kruistochten leefden de meeste Palestijnse joden in Jeruzalem. Daarnaast zijn er ook kleine gemeenschappen geweest in Tiberias, Safed en Hebron. Zij werden meermaals vernietigd door ziekten, aardbevingen of vijandigheid van de moslimbevolking, en weer opnieuw opgebouwd, maar hebben elk nooit meer dan enkele duizenden inwoners geteld. Vanaf 1700 zijn verschillende rabbijnen met hun volgelingen naar Palestina getrokken. In het begin van de 19e eeuw ondernamen joden voor het eerst pogingen zich op grotere schaal in Palestina te vestigen, en ook stukken land te kopen en te bewerken, en werd gesproken over terugkeer naar het land van Israël als voorwaarde voor ‘herstel’ van het joodse volk. Bij de eerste moderne volkstelling in 1844 telde Jeruzalem 7120 Joden, 5760 Moslims en 3390 Christenen. In heel Palestina leefden evenwel maximaal zo’n 17.000 joden, een kleine minderheid in vergelijking met de Arabisch-islamitische bevolking.

De emancipatie van de Europese joden na de Franse Revolutie bracht hen in contact met modernistische ideeën van liberalisme en nationalisme, die zich vermengden met het traditionele joodse verlangen naar terugkeer naar “Zion”, zoals dit bijvoorbeeld in de joodse gebeden tot uitdrukking komt. Bij de Sefardische joodse gemeenschappen in Oost-Europa leefde dit verlangen het meest. Zij waren minder geassimileerd dan de joden in West-Europa en hielden de Hebreeuwse taal en cultuur meer in ere. Zij werden ook het meest onderdrukt en namen al vroeg initiatieven om terug te keren naar Palestina. De emancipatie en integratie van de joden werd door zowel antisemieten als door heel wat joden zelf afgewezen, waardoor ook een aantal meer geassimileerde West-Europese joden tot de conclusie kwam dat het Zionisme uiteindelijk de enige oplossing was voor de joden. Door de emancipatie uit de getto’s wendden sommige joden zich af van de traditionele religie, en merkten dat zij zowel door de buitenwereld als binnen de eigen gemeenschap nog steeds als jood werden beschouwd. Hoewel sommigen hierdoor makkelijker assimileerden of zich zelfs bekeerden, leidde dit ook tot een nieuw besef van identiteit, dat de religie oversteeg. Hoewel dit in het Bijbelse ‘Am Yisrael’ (het volk van Israël), de notie van joden als volk impliciet besloten ligt, werd dit nu voor het eerst van de religie gescheiden. Ze waren echter een volk zonder land.

De joods-Duitse socialist Moses Hess verwoordde deze ideeën voor het eerst expliciet in 1862 in zijn boek “Rom und Jerusalem”, en riep op tot het vormen van een joodse nationale beweging. Door het nieuwe antisemitisme groeide de notie dat het nooit mogelijk zou zijn om als minderheid volkomen geaccepteerd ter worden. De zionisten wijten het antisemitisme dan ook niet aan het feit dat men zich niet genoeg aanpaste, maar aan de -in hun ogen- onnatuurlijke situatie dat de joden als volk geen eigen land hadden, waardoor zij politiek machteloos waren. Met name de socialistisch georiënteerde zionisten benadrukten het feit dat de joden vanwege de vele beperkingen in het aankopen van land en uitoefenen van beroepen een onnatuurlijke bevolkingsopbouw hadden: zij waren oververtegenwoordigd in beroepen die met geld en handel te maken hadden, alsmede intellectuele beroepen. Pas als zij een normale bevolkingsopbouw kenden, met boeren en arbeiders, zouden zij ook een vrij volk kunnen worden. Met name de religieus georiënteerde zionisten benadrukten de band die de joden door de eeuwen heen met Palestina hadden gehad, vooral met Jeruzalem. De zogenaamde culturele zionisten legden de nadruk op herleving van taal en het bewaren van het eigen culturele erfgoed.

De eerste zionisten trokken vanaf eind jaren ‘70 van de 19e eeuw naar Palestina om er nederzettingen te stichten en land aan te kopen. Zowel in Palestina als daarbuiten werden allerlei groepen opgericht die zich met de praktische kant van het opbouwen van een gemeenschap en een joodse thuis in Palestina bezighielden. Deze eerste zionistische nederzettingen hadden eerder een koloniaal karakter, met plantages die door de Arabieren werden bewerkt. Zij waren lang niet allemaal succesvol, en circa de helft van de ongeveer 35.000 immigranten die tussen 1882 en 1903 naar Palestina kwam, vertrok na enige tijd gedesillusioneerd vanwege ziekte, armoede of werkloosheid. Het verzet tegen deze landaankopen begon overigens al heel vlug. Op 24 juni 1891 zond een groep notabelen uit Jeruzalem een protesttelegram naar de regering in Istanbul waarin ze vragen dat “…er een eind wordt gemaakt aan het opkopen van grond door Russische joden en dat men hun immigratie verbiedt.” De eerste joodse immigranten begonnen zich als volwaardig koloniaal te gedragen. De joodse filosoof Ahad Ha’am (Asher Ginsberg), schreef daarover in1891: “Wat doen onze joodse broeders in Palestina? In de diaspora waren zij zelf slaven, in Palestina voelen zij zich vrij. Dit nieuwe gevoel roept een verlangen op naar despotisme. Ze behandelen de Arabieren wreed en vijandig, ontnemen hun alle rechten, kwetsen hen zonder reden en gaan boven alles nog prat op hun handelswijze.” De Ottomaanse machthebbers waren niet erg enthousiast over het zionisme, en maakten het de immigranten steeds moeilijker om aan land te komen en een bestaan op te bouwen.

In reactie op het antisemitische geweld dat in Rusland uitbrak schreef de Russische jood Leon Pinsker in 1882 het pamflet Selbstemanzipation (Zelf-Emancipatie), waarin hij de joden opriep zichzelf te bevrijden door vestiging in “hun eigen land”. Zijn ideeën vonden veel aanhang, en korte tijd later richtte Pinsker ‘Hovevei Tzyion’ in Rusland op, waarin vele kleine zionistische groepen werden verenigd. Pinsker probeerde zijn imperialistische ideeën in eerste instantie te realiseren door de medewerking van machtige landen te verkrijgen, maar toen pogingen daartoe op niets uitliepen richtte hij zich op het concrete werk in Palestina. De Oostenrijks-joodse journalist Nathan Birbaum introduceerde in 1890 het woord ‘Zionisme’ in zijn tijdschrift met (eveneens) de titel Selbstemanzipation.

In 1897 werd de officiële zionistische beweging opgericht door de eerder genoemde Oostenrijks-joodse journalist Theodor Herzl, nadat hij in 1896 zijn beroemde boek ‘Der Judenstaat‘ had geschreven. Hij was een geassimileerde jood die aanvankelijk weinig met het jodendom te maken wilde hebben, maar toen hij als journalist de Dreyfus-affaire van dichtbij meemaakte, raakte hij overtuigd van de noodzaak van een eigen thuis voor de joden. Hiervoor had hij niet alleen Palestina in gedachten, alhoewel hier zijn voorkeur naar uitging: in principe voldeed ieder land waar de joden veilig konden zijn. Het duurde toch enkele jaren voordat Palestina definitief als doel van de Joodse terugkeer gekozen werd. Er bestond vroeger wel een ‘Joods gebied’ in Europa, in het huidige Polen, Belarus, Oekraïne en Rusland - maar vrijwel nergens waren de Joden in de meerderheid. Een Joods nationale staat in Europa zelf kwam dus nooit van de grond. De eerste contacten over een Joods gebied ergens in het Britse Rijk, leidden ook tot niets. Op haar oprichtingscongres in Bazel koos de zionistische beweging echter in ruime meerderheid voor Palestina als beoogd thuisland.

De zionistische beweging stelde van in den beginne een joodse staat te willen stichten door het land te koloniseren met joodse boeren en arbeiders. Zij zagen die staat als een Europese staat! Herzl schreef: “Wij zullen er voor Europa een bruggenhoofd naar Azië vormen, een bolwerk van de “Beschaving tegen de Barbarij”.” Ook de grenzen bepaalt hij: “Het land zal zich uitstrekken van de rivier in Egypte (de Nijl) tot de Eufraat”. En verder: “Men moet de plaatselijke bevolking geen werk geven, tenzij het droogleggen van moerassen en het uitroeien van slangen”. Daarna moet men ze “ongemerkt over de grens zetten”. De racistische en imperialistische kenmerken van het zionisme zijn hier op hun scherpst verwoord. Toen waren begrippen als racisme, kolonialisme en expansionisme nog geen “vieze” woorden. Heel de Europese burgerij dacht zo, en men kon de dingen nog rustig bij hun naam noemen. Herzl wilde een joods thuisland realiseren door -evenals Pinsker- hiervoor goedkeuring en medewerking te verkrijgen bij de wereldmachten. Hij lobbyde bij de Sultan van Turkije, de Duitse keizer en de Russische regering. Dit alles leidde tot niets. Hij stelde een Brits aanbod van Oeganda als thuisland voor als “tijdelijk noodonderkomen”, maar dit werd door het zionistische congres afgewezen. Hij sprak zelfs met de Paus, maar die was tegen het zionisme.

Terwijl de pogingen om belangrijke leiders voor het zionisme te winnen faalden, groeide de joodse bevolking in Palestina van ca. 25.000 in 1882 tot rond de 90.000 voor W.O.I. De Arabische bevolking groeide echter ook, van ca. 425.000 naar 600.000 in 1914. Rond 1905 leidden met name de pogroms in Rusland tot een nieuwe golf van immigratie naar Palestina. Deze immigranten waren beïnvloed door het socialisme en hadden socialistische idealen, en benadrukten het belang van productieve arbeid voor de joden. De “plantage-achtige” kolonialistische nederzettingen van de eerste golf van immigranten was hun dan ook een doorn in het oog. Sommigen eisten dat deze mensen alleen nog joden in dienst zouden nemen (dit wordt ook wel conquest of labor -Kibbush Haavoda- genoemd), wat echter op protest van anderen stuitte omdat ze de Arabieren als goedkope werkkrachten konden gebruiken. De socialistische idealen zouden doorleven in de bijzonder racistische “kibboets” en “moshav” initiatieven, belangrijke instrumenten voor de verovering van Palestijns land. Socialistische principes werden er al snel in ondergeschikt aan het zionisme.

Een kibboets (van de Hebreeuwse stam kbtz, vastgrijpen en niet meer loslaten), is een collectieve landbouwnederzetting waarin niet alleen de productiemiddelen (land, machines…) gemeenschappelijk zijn, maar ook de bezittingen van de leden. Iedereen eet in een collectief restaurant en de kinderen worden collectief opgevoed. In een moshav zijn alleen de productiemiddelen collectief bezit, de leden kennen voor de rest privé-bezit. Kibboetzim en moshavim werden gesticht door de zionistische milities. In 1907 werd de Bar Giora militie opgericht. Zij is een paramilitaire organisatie die het land ging veroveren en bewerken. Een van hun leden was David Grun, die later een nieuwe naam aanneemt - David Ben Goerion - en de eerste premier van Israël zou worden. In 1909 veranderde de groep zijn naam in HaShomer, de Wachtposten. In 1910 sticht deze Hashomer-militie de eerste kibboets, Dagania, op grond van het Palestijnse dorp Um Junia. Nu zijn er ongeveer 27O kibboetzim.

Vanuit deze “socialistische” kibboets-beweging en vanuit de vakbond Histadroet ging men ijveren voor louter joods grondbezit en louter joodse arbeid in Palestina. Deze organisaties werkten louter voor joden en waren zeer anti-Arabisch, vooral op de arbeidsmarkt. De Histadroet lanceerde vanaf 1927 bijvoorbeeld een campagne voor “Avoda Ivrit”, louter joodse arbeid. Zij organiseerde piketten voor bedrijven van joodse kapitalisten die Palestijnse arbeiders te werk stelden. Daarbij werden Arabische arbeiders afgeranseld en hun eigendommen vernield. David Ben Goerion, secretaris-generaal van de Histadroet riep op om nooit toe te staan dat Arabische werkers in joodse bedrijven zouden worden toegelaten.

De Britten zouden vanaf de vooravond van de Eerste Wereldoorlog proberen de controle over Palestina te verwerven. De bedoeling van de Britten was duidelijk. Zij wensten deze strategisch belangrijke streek van de Turken overnemen. Turkije was een tandeloze leeuw en de Europese imperiale machten wensten hem te temmen. De Duitsers gaan er een alliantie mee aan, maar het zal ze niets opbrengen, zij verliezen (en met hen ook de Ottomanen) de Eerste Wereldoorlog, die net ging over het opdelen van de wereld onder de koloniale grootmachten. Fransen en Britten volgden een andere tactiek. Ieder koos zich een “nationale minderheid” uit en gaat de rechten van die “minderheid” verdedigen. Voor de Fransen worden dit de Syrische en Libanese christenen. De Palestijnse christenen kiezen voor Moskou, de zetel van hun Grieks-Orthodoxe kerk. De Britten kiezen de joden. Die zijn allesbehalve een belangrijke minderheid, maar daar besloten de Britten wat aan te doen.

Waarom was Palestina nu zo belangrijk voor de Britten? Het land vormt de draaischijf tussen drie continenten, het ligt kort bij het Suez-kanaal, de kortste en meest strategische weg naar toenmalig Brits India en wat nog belangrijker was: Palestina beheerste via de pijpleiding die in Haifa uitmondt de olietoevoer uit Irak en verder. In 1915 beloofden de Britten aan de leiders van het Arabische nationalisme een grote onafhankelijke Arabische staat. In de praktijk zou het door Brits verraad heel anders lopen. Met de Fransen sluiten zij in 1916 het ‘Sykes-Picot-akkoord’, genoemd naar hun wederzijdse ministers die het verdrag ondertekenden. Hierbij deelden zij het Midden-Oosten onder elkaar op. Frankrijk kreeg Syrië en Libanon. Groot-Brittannië kreeg Egypte, Jordanië, Irak, het Arabisch Schiereiland en Palestina. Alleen het gebied rond Jeruzalem zou een internationale zone worden. En nu doken ook de Belgen op. Zij zullen als neutrale, katholieke staat nog tijdens de oorlog Jeruzalem claimen en wat later zelfs heel Palestina, onder het mom: Palestina was ooit eens ‘Belgisch’, onder de ‘Belg’ Godfried van Bouillon, tijdens de kruistochten. Hoewel dit niet zou lukken, toont het aan wat voor bedenkelijke “argumenten” werden gebruikt in de imperialistische koloniale strijd.

Ondertussen bleef de zionistische beweging proberen om politieke steun voor haar project te krijgen, en in 1917 wist de beweging onder leiding van Chaim Weizmann, (Brits onderdaan, die later de eerste president van Israël zou worden) van de Britten, die Palestina op de Ottomanen veroverden, een officiële toezegging los te krijgen, de zogenaamde Balfour Declaration uit 1917, waarin Groot-Brittannië zijn steun voor een joods thuis (’Jewish Homeland’) in Palestina uitsprak, echter zonder dat dit de rechten van de Arabische bevolking aldaar mocht schenden. Naast oprechte steun voor het zionisme, was dit ook ingegeven door de hierboven aangehaalde machtspolitiek. Daarnaast dichtte men de zionistische beweging en het internationale jodendom veel macht toe en men vond het dus wel strategisch die aan zijn kant te hebben.

Vanaf 1920 zullen de Britten stilaan het bestuur overnemen van de Ottomanen en de zionistische kolonisatie gaan aanmoedigen. De zionisten maken in deze periode 12% van de bevolking uit. Zij hebben al 3% van de grond opgekocht. In 1922 kreeg Groot-Brittannië officieel het Mandaat over Palestina toegewezen van de Volkerenbond, die de Balfour Declaration bekrachtigde. Dit mandaat omvatte niet alleen het huidige Israël en de bezette gebieden, maar ook geheel Jordanië. De Britten splitsten het mandaat echter al snel in twee aparte mandaatgebieden, en verboden joodse immigratie naar Trans-Jordanië, dat in 1923 zijn onafhankelijkheid verkreeg. Onder Brits bestuur nam de immigratie verder toe, hoewel er onder het mandaat quota werden vastgesteld en immigranten een zeker kapitaal moesten bezitten om te worden toegelaten. Tussen 1917 en 1930 kwamen ca. 100.000 joden, vooral uit Oost-Europa, naar Palestina. Vanaf de jaren ‘30 kwamen ook veel Duitse joden.

In het begin van de 19e eeuw waren er ca. 250.000 Arabieren in Palestina, groeiend naar ca. 500.000 rond 1900 en ca. 1.200.000 in 1945. Zij voelden zich veelal verbonden met hun familieclan en de streek of stad waar zij woonden, en begonnen pas in het begin van de 20e eeuw nationale sentimenten te ontwikkelen, aanvankelijk in de vorm van Arabisch protest tegen de Ottomaanse machthebbers. In die tijd beschouwden de Arabieren in Palestina zichzelf vooral als Syrische Arabieren. Pas nadat Syrië als mandaatgebied aan Frankrijk werd toegewezen en het Britse mandaatgebied onder de naam Palestina werd gesticht om een joods thuisland te vestigen, ontwikkelde zich geleidelijk een Palestijns nationaal bewustzijn, dat sterk beïnvloed werd door de bezorgdheid over en het verzet tegen de joodse immigratie naar het hun thuisland onder de noemer van het zionisme.

In zionistische en in Westerse ogen was Palestina in de 19e eeuw verkeerdelijk een “land zonder volk” zoals Lord Shaftesbury schreef (volk is hier gebruikt in de betekenis van etnie, niet bevolking). De ideeën van vroege zionisten waren veelal utopisch van aard en men maakte zich geen zorgen over eventuele problemen met de Arabische bevolking. Men voorzag een land waar alles perfect georganiseerd zou zijn, en iedereen welvarend en gelijk was, een multicultureel sprookje avant la lettre. Herzl’s boek ‘Altneuland’ is een goed voorbeeld van deze utopische ideeën en dromerijen. Toch waren er ook toen al zionisten die problemen voorzagen, zoals de eerder aangehaalde schrijver Ahad Ha’am, die in 1891 schreef: “Van buitenaf zijn we geneigd te geloven dat de Arabieren allemaal wilden uit de woestijn zijn, als ezels, die niet zien of begrijpen wat er rond hen gebeurt. Maar dat is een grote fout…De Arabieren, en zeker diegenen in de steden, snappen onze daden en onze wensen in Eretz Israël, maar ze blijven stil en doen alsof ze het niet begrijpen omdat ze onze huidige activiteiten nog niet als een bedreiging voor hun toekomst aanzien. Maar als de tijd daar is dat ons volk in Eretz Israël zich ontwikkelt tot de grootte en macht van de inheemse bevolking, zullen ze zich niet gemakkelijk gewonnen geven.” (Eretz Israël = Groot-Israël).

Na 1900 groeide het verzet tegen de zionisten in Palestina sterk aan. Men was terecht bang dat de zionisten Palestina van de Arabieren af wilden pakken en hen zouden onteigenen en verdrijven. In zijn boek ‘Reveil de la nation Arab’ uit 1905, schreef Najib Azuri dat de joden een staat in geheel Palestina inclusief delen van Syrië en Egypte wilden stichten: “Two important phenomena of the same nature but opposed, are emerging… They are the awakening of the Arab nation and the latent effort of the Jews to reconstitute on a very large scale the ancient kingdom of Israël. These movements are destined to fight each other continually until one of them wins.” (Uit: Mandel, Neville, The Arabs and Palestine, UCLA, 1976.) Er begonnen zich conflicten voor te doen tussen zionisten die land kochten van grootgrondbezitters en Arabische boeren die het land pachtten. Hoewel het, net als bij de ‘conquest of labor’ uiteindelijk maar om kleine groepen boeren en arbeiders ging (blijkens een onderzoek uit 1936 1% van de Palestijnse boerenfamilies) die op deze manier door de Zionisten werden benadeeld, bevestigde dit de angsten die men toch al had. Dergelijke conflicten leidden tot toenemende gewelddadige confrontaties tussen zionisten en Arabische boeren.

Door de Balfour verklaring en de toenemende joodse immigratie nam het verzet en het geweld evenwel verder toe. In 1920, 1921 en 1929 vonden bloedige opstanden plaats waarbij o.a. joodse wijken in Jeruzalem en de joodse gemeenschap in Hebron door woedende menigten werden aangevallen. Als reactie hierop legden de Britten joodse immigratie en landaankopen aan banden (’Passfield White Paper‘), wat later, onder druk van de zionisten, grotendeels werd teruggedraaid. Naast voornoemde zaken waren de rellen van 1929 ook ingegeven door geruchten dat de joden hun verwoeste tempel op de Tempelberg wilden herbouwen ten koste van de Al Aqsa Moskee. De joden reageerden op het Arabische geweld door een eigen zelfverdedigingsorganisatie, de Haganah, op te richten, die zich later zou ontwikkelen tot een ondergronds leger.

In de jaren ‘20 zagen de meeste zionisten de onvermijdelijkheid van conflict met de Arabieren in. In 1919 zei Ben-Goerion, leider van de joodse gemeenschap in Palestina: “But not everybody sees that there is no solution to this question. No solution! There is a gulf, and nothing can bridge it…. I do not know what Arab will agree that Palestine should belong to the Jews….We, as a nation, want this country to be ours; the Arabs, as a nation, want this country to be theirs.” (Benny Morris, Righteous Victims, 1999, P. 91) Beide bevolkingsgroepen beschouwden zichzelf als slachtoffer van de (vermeende) macht en wreedheid van de ander. Het Arabische verzet tegen het zionisme was echter niet alleen door voornoemde angsten en conflicten ingegeven, maar ook door de traditionele blik op joden als zwakke en tweederangs burgers. Dit vermengde zich vanaf de jaren ‘20 met geïmporteerd westers antisemitisme. Zo zei ex-burgemeester van Jeruzalem Musa Kazim El Husseini, die een actieve rol had in de rellen in 1920, in datzelfde jaar tegen Winston Churchill: “The Jews have been amongst the most active advocates of destruction in many lands… It is well known that the disintegration of Russia was wholly or in great part brought about by the Jews, and a large proportion of the defeat of Germany and Austria must also be put at their door.” (Benny Morris, Righteous Victims, 1999, p. 99)

Het mandaat voorzag in de oprichting van organen voor zelfbestuur in Palestina, waarin zowel joden als Arabieren zouden deelnemen. De joden zagen instituties met een Arabische meerderheid niet zitten, hoewel de Arabieren er als oorspronkelijke bevolking ook sterk in de meerderheid waren. De Arabieren wilden helemaal niet in instituties participeren waarin ook joden zaten die zij als indringers aanzagen die hun land afnamen. Er werden daardoor geen gemeenschappelijke instituties opgericht. De Arabieren wilden zo min mogelijk met het mandaat te maken hebben en ontwikkelden nauwelijks eigen instituties. De Joodse gemeenschap zette wel tal van instituties op, zoals eigen scholen, medische zorg, openbare werken, een vakbond etc. en ging steeds meer als een ’staat in een staat’ functioneren. De kaymakam (gouverneur) van Nazareth schreef in 1910: “De joden houden zich apart, ze hebben hun eigen bank. In elk dorp hebben zij hun eigen bestuur en een eigen school. Ze hebben een eigen vlag en bedotten het Turks bestuur in verband met hun ware bedoelingen.” De zionistische Wereldfederatie creëerde drie organen die de staatsopbouw ter harte zouden nemen: de ‘Jüdische Colonial Bank’, het ‘Joods Nationaal Fonds’ en het ‘Opbouwfonds’. De Jüdische Colonial Bank werd in 1899 in Londen gesticht, later veranderde zij haar naam in Jewish Colonial Trust – een van de directieleden was de Belgische zionistenleider Jean Fischer. Ze fungeerde als ‘nationale bank’ voor de zionistische beweging. Na het ontstaan van de staat Israël zou ze trouwens effectief de nationale bank worden onder de nieuwe, Hebreeuwse naam Bank Leumi Le-Israël. Ze bestaat nog steeds. De Jewish Colonial Trust verwierf de controle over de Palestine Potash Company, die de mineralen van de Dode Zee exploiteerde en over de Palestine Electric Company, waardoor de zionisten de energiebronnen van het land in handen kregen. De verwerving van de controle over het land verliep steeds moeizamer. Het Vijfde Zionistencongres richtte in 1901 het Keren Keyameth Le-Israël op, het Joods Nationaal Fonds, dat tot taak kreeg land in Palestina te verwerven en het zo “voor eeuwig onvervreemdbaar eigendom van heel het joodse volk te maken.” De verwerving van ander onroerend goed dan landbouwgrond werd de hoofdtaak van het in 1921 opgerichte Keren Hayesod (Opbouwfonds).

Onmiddellijk nadat de Britten de facto Palestina begonnen te besturen erkenden zij een feitelijke joodse regering, het Joods Agentschap, en vaardigen zij wetten uit die de landverwerving door de zionisten moest vergemakkelijken. Bedoeling is om het traditioneel landeigendom dat gemeenschappelijk was (musha) en zich baseerde op de dorps- en familiestructuur, teniet te doen en te vervangen door privé-grondbezit. Bedoeling is om verkoop aan joden te vergemakkelijken. En dit gebeurde ook. Het Keren Keyameth LeIsrael kocht systematisch gronden op. In 1929 zijn de zionisten zo eigenaar geworden van 1.000 vierkante kilometer, op een totaal van 27.000 vierkante kilometer. Het Palestijns verzet tegen deze grondaankopen dwong de Britten om de fellah’s toch enigszins te beschermen. Zij vaardigen daarom in 1929 de Protection of Cultivators Ordinance uit. Deze wet bepaalt dat de verkoper een minimale oppervlakte moet blijven behouden om in zijn levensonderhoud te voorzien. Die wet wordt dadelijk door de zionisten omzeild, maar bovendien begon het tot wrijvingen tussen de Britten en de zionisten te leiden. Mits een kleine compensatie overhaalden de zionisten sommige pachters om de grond al voor de verkoop te verlaten, en konden zo alles opkopen. Als de pachters niet wilden meewerken, traden de zionistische milities in actie en werden zij sowieso verjaagd. De eventuele schadeloosstelling werd alleen de officiële pachters aangeboden, niet de landarbeiders.

In 1936 braken er opnieuw rellen uit, dit maal op zeer grote schaal, die werden geleid door de Mufti van Jeruzalem, Haj Amin Al Husseini en zijn clan. Behalve honderden joden kwamen ook veel Arabieren om in onderlinge afrekeningen. De Britten reageerden dit keer zeer hard op de rellen, en de Irgun, een radicale terreurgroep onder leiding van Jabotinski en later Menachem Begin, voerde bloedige wraakacties uit. De Mufti vluchtte naar Irak, waar hij in 1941 een mislukte couppoging tegen de Britse bezetters leidde, en vluchtte daarna naar nationaal-socialistisch Duitsland, waar hij onder andere radiotoespraken hield. De nationaal-socialisten lieten hem een speciale moslimdivisie van de Waffen-SS oprichten, die actief was in de Balkan. Na de oorlog stelde hij de Britten voor om Hitlers “oplossing van het joodse vraagstuk” ook in Palestina toe te passen. In de burgeroorlog van 1947/1948 leidde hij een guerillagroep die joodse gemeenschappen in Palestina aanviel. De Mufti en zijn SS-Handschar divisie zijn een populaire dooddoener bij rechtse aanhangers van het zionisme, om zich van hun extreem-rechts etiket af te doen. De nationaal-socialisten en de Arabieren worden daarbij als één front voorgesteld. De houding van de nationaal-socialisten was veel complexer dan dat. Wanneer in Duitsland de nationaal-socialisten aan de macht kwamen, stelde er zich een probleem voor de Duitse joden. De NS-staat wenste de “juden raus”, daarbij werd een ‘Umsiedlung’ naar om het even waar gesteund. Op een bepaald ogenblik zelfs naar Madagaskar, maar Palestina kwam hen goed uit. Vooral de SS steunde de joodse emigratie naar Palestina. De zionisten sloten in 1933 met de nationaal-socialisten een samenwerkingsakkoord af dat een transfer van mensen en kapitaal bepaalde. Transfer zeg je in het Hebreeuws ‘Ha’avara’ en men noemde die akkoorden dan ook de ‘Ha’avara-akkoorden’. De zionisten zagen hier geen graten in. Zoals Hannah Arendt schrijft in haar boek ‘Eichman in Jeruzalem’: “In de beginjaren van het nazisme interpreteerden de zionisten het aan de macht komen van Hitler vooral als een beslissende nederlaag van het assimilationisme”.

Ook de zionisten geloofden dat ‘dissimilatie’, gepaard met emigratie naar Palestina een ‘wederzijds aanvaardbare oplossing’ kon zijn. Zij dachten dan vooral aan jongeren, en hopelijk ook kapitalisten. In die eerste jaren van het nationaal-socialisme kwam het tot een wederzijds akkoord waar beide partijen tevreden over waren, het Ha’avara- of Transferakkoord, dat het voor een emigrant mogelijk maakte zijn kapitaal naar Palestina over te hevelen. Het resultaat was dat in de jaren dertig, toen de Amerikaanse joden probeerden een boycot te organiseren van Duitse goederen, Palestina als enige uitzondering, overspoeld werd met producten “made in Germany.” Het Joods Agentschap richtte zelfs een speciale commissie op die zich met de problemen van de Duitse joden moest bezig houden. Ben Goerion beschreef de commissie zo: “Het is niet de taak van de commissie om te ijveren voor de rechten van de joden in Duitsland. De commissie moet zich enkel interesseren voor het probleem van de Duitse joden in zoverre ze naar Palestina kunnen emigreren.” Net na Kristalnacht verklaarde dezelfde toekomstige premier van Israël: “Als men mij voor de keuze plaatst en zegt dat ik alle kinderen in Duitsland kan redden door ze naar Engeland te laten vertrekken, of dat ik maar de helft kan redden door ze naar Eretz Israël te laten komen, dan kies ik voor de tweede mogelijkheid.”

Een ander punt van samenwerking was de oprichting van ‘Umschulungslager’, trainingskampen voor emigranten naar Palestina. In 1936 beheerden de zionisten er een veertigtal in NS-Duitsland, vooral gesteund door de SS. Pas nadat Polen en andere Oost-Europese landen onder de voet waren gelopen veranderde de Duitse houding. Toch gaven sommige zionisten niet op. De rechtervleugel die later zou opgaan in de huidige Likudpartij en die dan geleid wordt door de later premiers Menahem Begin en Yitzhak Shamir, blijft contact zoeken. Begin 1941 deden zij de nationaal-socialisten een voorstel tot actieve deelname van hun partij aan de oorlog, aan de zijde van Duitsland, waarbij zij ondermeer een samenwerking voorstellen tussen het “Deutsche Volk und das Völkisch-Nationale Hebräertum” in het Midden-Oosten!

Gedurende het Brits Mandaat kwamen de zionisten en de Britten ondertussen steeds meer tegenover elkaar te staan. De Britten zagen in dat hun steun aan het joodse thuis hen in toenemende mate met de Arabieren in conflict bracht, en splitsten dan ook al snel een groot deel van het oorspronkelijke mandaatgebied af, dat de semi-autonome staat Trans-Jordanië werd (vanaf 1946 onafhankelijk en vanaf 1950 Jordanië geheten), en stelde na Arabische rellen telkens beperkende wetten in voor joodse immigratie en landaankopen. Na de rellen van 1936 hadden deze een zeer restrictief karakter en bleven van kracht tot het vertrek van de Britten in 1948. Deze Britse politiek leidde tot verdeeldheid onder de zionisten. De meesten wilden de Britse machthebbers zoveel mogelijk te vriend houden en hun maatregelen verzachten door diplomatie. Een kleine extremistische groep, geleid door Jabotinski, stelde een hardere anti-Britse lijn voor en splitste zich af van de zionistische beweging, om de revisionistische factie te vormen. Zij legde zich ook niet neer bij de afsplitsing van Trans-Jordanië en vond dat de joden recht hadden op het oorspronkelijke Mandaatgebied.

In mei 1942 eiste de zionistische beweging in het Biltmore Programma onmiddellijke controle over de joodse immigratie naar Palestina, en de oprichting na de oorlog van een joodse staat in plaats van een joods thuis onder Britse patronage, wat tot dan toe de officiële lijn was geweest. De Britten werden nu als een potentiële vijand beschouwd. Dit was een nederlaag voor Chaim Weiszmann en tevens voor de voorstanders van een binationale staat. Als gevolg hiervan voegden de revisionisten zich weer bij de beweging, al bleven zij onafhankelijk opereren met een eigen ondergrondse terreurgroep. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bleef de zionistische beweging nochtans ook met de Britten samenwerken, zowel uit noodzaak alsook omdat Churchill zinspeelde op het toekennen van onafhankelijkheid na de oorlog.

In 1944 vermoordde de Irgun een hooggeplaatste Britse functionaris, Lord Moyne (een fervent antizionist die belast was met het uitvoeren van de White Paper), waardoor Churchill zich tegen de zionisten keerde. De Haganah begon daarop een actieve campagne tegen de Irgun en leverde ca. 1000 terroristen uit aan de Britten, met name uit angst alle steun van hen en de wereldopinie te verliezen. Pas toen de Britten ook na de oorlog de poorten van Palestina gesloten hielden voor de overlevenden van de Holocaust, en verschillende schepen met illegale immigranten waren teruggestuurd, begon men samen met de revisionisten een soort guerillaoorlog tegen de Britse machthebbers in Palestina.

In 1947 besloot Groot-Brittannië het mandaat terug te geven aan de VN, en stelde de VN een commissie in die een oplossing moest zoeken voor de toekomst van het gebied. Zij stelde deling voor in twee ongeveer even grote delen, en dit plan werd op 29 november aangenomen door de Algemene Vergadering. Jeruzalem zou onder internationaal toezicht komen. De Joden accepteerden het plan, maar de Arabieren verwierpen het, en dreigden met oorlog en de verdrijving van joden uit Arabische landen. Direct nadat het plan was aangenomen braken er onlusten uit in Palestina, die uitmondden in een burgeroorlog. Aanvankelijk waren de Palestijnse Arabieren in de aanval en overvielen joodse konvooien en blokkeerden Jeruzalem, waar zo’n 100.000 joden woonden, die gedurende meerdere maanden van de buitenwereld afgesloten werden.

Na aanvankelijk in het defensief te zijn geweest, sloegen de Hagana en Irgun in april 1948 hard terug en veroverden verschillende Arabische dorpen, waarmee ze tijdelijk de blokkade van Jeruzalem wisten open te breken. Vanwege betere organisatie en inlichtingen behaalden zij een overtuigende overwinning op de Arabieren, die uitmondde in massale vlucht van de Palestijnse Arabieren en vernietiging van vele dorpen. Door beide kanten werden bloedige slachtpartijen aangericht, zoals in Gush Etzion (door Arabieren) en Deir Yassin (door joden van de Irgun). In totaal zijn tijdens de burgeroorlog en de daaropvolgende oorlog met de buurlanden ca. 700.000 Palestijnse Arabieren weggevlucht uit het gebied dat de staat Israël werd.

Op de dag dat de Britten officieel Palestina verlieten, 14 mei 1948, riep Israël de onafhankelijkheid uit. De nieuwe staat werd prompt aangevallen door Egypte, Jordanië, Irak en Syrië. Het Jordaanse leger was het sterkst, omdat het was getraind door de Britten en voor een deel onder het commando van Britse officieren stond. Jordanië had een geheime afspraak met zowel Groot-Brittannië als Israël dat het geen gebied zou aanvallen dat aan de joden was toebedeeld. Aangezien Jeruzalem daar niet onder viel, werkte Jordanië mee aan de blokkade en trok haar leger de Oude Stad binnen, waar het de oude joodse wijk -verdedigd door de Hagana- na felle gevechten op 28 mei veroverde. De eeuwenoude, orthodox-Joodse gemeenschap van Oost-Jeruzalem werd naar West-Jeruzalem geëvacueerd. De blokkade van West-Jeruzalem werd vanaf 11 juni door de Israëli’s omzeild via een sluiproute waarlangs de bevolking weer van voedsel en andere voorraden kon worden voorzien. Ook Syrië en met name Egypte boekten aanvankelijk succes. Hoewel zij op felle tegenstand stuitten, sneed Egypte de Negev woestijn af en rukte langs de kust op richting Tel Aviv.

Het aanvankelijke succes van de aanvallers veranderde na het eerste staakt-het-vuren op 11 juni. Tijdens dit staakt-het-vuren hergroepeerden de Israëli’s zich en trainden soldaten. Ook wisten ze clandestien wapens te bemachtigen (met name uit Tsjechoslovakije), en werden de Haganah, Irgun en andere ondergrondse legers samengevoegd tot de Israel Defence Force (IDF). Toen de Irgun zich hiernaar weigerde te voegen, werd een schip met wapens bestemd voor de Irgun (de Altalena) op 21 juni in opdracht van Ben-Goerion tot zinken gebracht. Op 8 juli vielen de Egyptenaren weer aan, maar vonden nu een beter georganiseerd en bewapend Israëlisch leger tegenover zich.

Egypte en Syrië werden uiteindelijk vernietigend verslagen. De IDF wist de kuststrook in het midden en de Negev woestijn in het zuiden te veroveren, alsmede het hele noorden van het land. Ook het Jordaanse leger werd teruggedrongen en een strook land richting West-Jeruzalem kwam onder Israël’s controle. Jordanië wist echter Oost-Jeruzalem en de Westoever te behouden. In 1949 sloten Israël en haar Arabische tegenstanders onder leiding van de VN overeenkomsten waarin wapenstilstandsgrenzen (de zogenaamde Groene Lijn) werden vastgesteld. Israël bezat nu 78% van het gebied ten westen van de Jordaan. De Arabische landen weigerden echter om Israël en dus deze grenzen te erkennen, en daarom hebben deze grenzen nooit wettelijke internationale erkenning gekregen. Vredesonderhandelingen kwamen dan ook niet van de grond, en bovendien weigerde Israël meer dan 100.000 Palestijnse vluchtelingen op te nemen, en eiste Egypte een stuk van de Negev woestijn in ruil voor vrede, wat voor Israël onbespreekbaar was. De Arabische staten begonnen zich met door de Sovjet-Unie geleverde wapens te bewapenen en stelden een boycot tegen Israël in, die door de meeste westerse bedrijven (op zijn minst gedeeltelijk) werd nageleefd, en tot in de jaren ‘90 voortduurde.

Met de oprichting van -en het met succes verdedigen van- de staat Israël was het primaire doel van de zionistische beweging bereikt. De staat kon na haar oprichting op brede steun van de joodse gemeenschappen in de diaspora rekenen, en werd door de meeste landen erkend en toegelaten tot de Verenigde Naties. Het schuldgevoel dat in Europa leefde t.a.v. de joden omwille van wat was gebeurd in de Tweede Wereldoorlog droeg hier toe bij. Naast verzet van de Arabische en andere islamitische landen keerde zich echter ook het Sovjetblok al snel tegen Israël. 1948 was immers al een “topjaar” in de spanningen van de Koude Oorlog. Onder invloed van de toenmalige Egyptische president Nasser gingen een aantal nieuwe, na de dekolonisatie onafhankelijk geworden Afrikaanse landen, mee in de antizionistische koers van de Arabische en communistische landen, waardoor er in de Algemene Vergadering van de VN een meerderheid kwam voor talloze resoluties tegen Israël. De meest befaamde was de “Zionisme = racisme” resolutie uit 1975, die in 1991 onterecht werd herroepen door toedoen van ondermeer een beschaamde VN-secretarisgeneraal Koffi Annan.

De eerder aangehaalde joodse filosofe Hannah Arendt stapte van het zionisme af en beschreef in een aantal essays waarom ze dit deed. Zo stelt ze dat de zionisten het antisemitisme als een normaal en absoluut feit beschouw(d)en. Elke niet-jood was voor hen per definitie een antisemiet. Deze redenering hield dus ook in dat elke jood gedoemd was een vreemdeling te blijven tot hij naar een eigen staat terugkeerde. In zekere zin zorgde antisemitisme net voor wat meer druk, en Hannah Arendt toont aan hoe de zionisten het antisemitisme als een objectieve bondgenoot gebruikten. De tweede grote fout van de zionisten, volgens Hannah Arendt, was hun idee dat “het volk zonder land naar een land zonder volk zou gaan”. Wat nu Israël is, werd toen natuurlijk ook bewoond, maar vele zionisten geloofden gemakshalve dat Israël een braakliggend land was, of dat de bewoners dat wel snel zouden verlaten.

Al snel bevestigde de jonge staat Israël haar imperialistisch en racistisch karakter: “Land beheerd door het Keren Keyameth LeIsrael is eigendom van heel het joodse volk, in alle eeuwigheid, en mag niet verkocht of verpacht worden. Ook op alle staatsland zullen wij dit principe toepassen.” En de latere premier, Menahem Begin, vatte het principe nog eens samen: “Wij willen het duidelijk maken dat de grond in Israël toebehoort aan het volk van Israël. ‘Het volk van Israël’ is een ruimer begrip dan ‘de mensen die in Zion leven’, want het volk van Israël leeft over heel de wereld verspreid.” Met de Palestijnen die in Israël achterbleven werd geen rekening gehouden. Het 23ste Zionisten Congres (in 1951) had het dadelijk begrepen: “Het KKL zal de grond vrij maken en het schenken aan het joodse volk, niet aan de staat, want met de huidige samenstelling van de bevolking is het niet zeker dat staatsland joods land zal zijn.” Ook met de Palestijnen buiten Israël werd geen rekening gehouden. Alle joden kregen volgens de nationaliteitswet een Recht op Terugkeer. De Palestijnen werd dit recht juist door diezelfde nationaliteitswet ontzegd. Tot 1969 zou de toenmalige premier, Golda Meir, volhouden: “Er bestaat niet zoiets als een Palestijns Volk, zoiets heeft nooit bestaan”.

De zionistische bewegingen, en het huidige staatszionisme, kenden en kennen een minderwaardige status toe aan niet-joden - namelijk dat ze niet over het onvervreemdbare recht beschikken, om als staatsburgers in de joodse staat te leven. De staat Israël verleent geen staatsburgerschap aan buitenlanders, tenzij ze banden hebben met Israël, of met het jodendom - 99% van de wereldbevolking komt dus niet in aanmerking. De enige uitzondering op het joods karakter van Israël vormt de Arabische minderheid - maar velen in Israël willen ze verwijderen in het kader van een vredesakkoord, al dan niet in ruil voor de bezette gebieden. Volgens een peiling in 2003 ( Jaffee Center for Strategic Studies) willen 31% de Arabische minderheid verdrijven. De racistische uitsluiting treft bovenal de Palestijnen in de bezette gebieden, en nog eens drie miljoenen Palestijnse ‘vluchtelingen’ in andere Arabische landen, inclusief de kinderen en kleinkinderen van de feitelijke vluchtelingen. De staat Israël kent nadrukkelijk een minderwaardige status toe aan deze mensen: namelijk dat ze geen recht hebben op Israëlisch staatsburgerschap. Zij mogen bijvoorbeeld niet stemmen in de Israëlische verkiezingen, want als dat wel zou mogen, dan zou de staat Israël verdwijnen.

De voortdurende staat van vijandschap en boycots door de Arabische buurlanden maakte dat de steun voor het zionisme vanuit de diaspora en vanwege de joodse lobby’s in de VSA van groot belang bleef voor Israël. Uiteindelijk zouden de VSA de staat Israël in leven houden via massale jaarlijkse schenkingen en goedkope leningen. Daarnaast bleef binnen het zionisme een kleine stroming bestaan die vond dat de staat recht had op tenminste het mandaatgebied van na de afsplitsing van Jordanië (en volgens sommigen zelfs op de oostoever van de Jordaan), en zich dus niet wilde neerleggen bij de wapenstilstandsgrenzen van 1949. Deze stroming werd vooral vertegenwoordigd door de revisionisten van Menachem Begin, de voorlopers van de huidige Likoed partij, die in 1977 voor het eerst aan de macht kwamen, maar in 1967 ook deel uitmaakten van de regering van nationale eenheid. De verovering van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook in de Zesdaagse Oorlog had het imperialisme in Israël aangewakkerd.

Bovendien zagen de orthodox-religieuzen, die voordien niet zoveel met het zionisme op hadden, hierin de hand van God, en werden zij voorstanders van kolonisering van de bezette gebieden. Met name onder leiding van de diverse Likud-regeringen werd een actieve nederzettingenpolitiek gevoerd, ondanks verzet van –meestal linkse- Israëli’s die waarschuwden dat de veroverde gebieden in een toekomstig vredesakkoord zouden moeten worden afgestaan. De kolonistenbeweging werd de ware erfgenaam van het zionisme. De staat Israël verleent het staatsburgerschap aan de Arabische minderheid van “1948”. Er is echter geen enkele zionist die deze minderheid ziet als onderdeel van het Joodse volk. Vele Zionisten zagen de woonplaats van Yasser Arafat als Joods grondgebied, maar geen enkele zionist erkende hem als Jood. Het is alsof alle Hollanders de Friezen als Duitsers beschouwden - als mensen die tijdelijk in Nederland zijn, totdat Duitsland bereid is om ze terug te nemen. Op de VN-conferentie over racisme in Durban (Zuid-Afrika) in 2001 was er weer een poging van verschillende derdewereldlanden om het zionisme van de joodse hardliners te veroordelen. De VSA en Israël bleven daarom weg van de conferentie. Er kwam enkel een symbolische veroordeling, maar een resolutie bleef achterwege. Anderzijds staan de VSA steeds als eersten in de rij om het multiculturalisme te verdedigen en al dan niet vermeend racisme (zeker in Europa) te veroordelen.

Zionisme en antifa: twee handen op één buik?

De Antifa-criminelen in Duitsland hebben sinds de winter van 2002-2003 een nieuwe tak aan hun onkruid-struik: de “Anti-Deutschen”! De Anti-Deutschen zijn al even links en haatdragend tegen al wat nationalistisch is als hun soortgenoten. Maar ze zijn een speciaal beestje, omdat ze zich graag op manifestaties laten zien met de Israëlische vlag en… de Stars ’n Stripes. Ze verdedigen het zionisme en de Israëlische en Amerikaanse buitenlandse politiek kritiekloos. Daarnaast zijn ze zo fel anti-Duits dat ze zelfs geallieerde massamoordenaars zoals “bomber Harris” (als RAF-commandant verantwoordelijk voor de moord op honderdduizenden inwoners van steden als Dresden, Hamburg,…) vereren! De Anti-Deutschen ontstonden in feite uit een protest tegen de deelname van Duitse troepen aan missies in ex-Joegoslavië. Het hoeft niet te verrassen dat sommige Duitse linksen zo’n sterke haat tegen hun land koesteren. Reeds lang bestaat er in de Duitse linkerzijde een eerder gematigde anti-Duitse stellingname via tijdschriften als ‘Phase 2’, het weekblad ‘Jungle World’ en het maandblad ‘Konkret’.

Naast internet verspreiden de Anti-Deutschen hun propaganda via het Berlijnse krantje ‘Bahamas’ en via het ‘Initiative Sozialistisches Forum’ uit Freiburg. Elke kritiek op Israël of de VS doen ze af als antisemitisme. Gemakshalve wordt -zoals te verwachten- antizionisme gelijkgesteld met antisemitisme. Op één vlak zijn ze alvast wel eerlijk: ze wijzen de kritiek op globalisering af. Logisch, want de enigen die écht tegen globalisering (kunnen) zijn, zijn nationalisten. Ondermeer dit laatste heeft ervoor gezorgd dat de Anti-Deutschen van de Antifa niet langer welkom zijn bij een deel van de Duitse “andersglobalistische” linkerzijde.

Niet enkel in Duitsland is er bij de Antifa-criminelen een omschakeling merkbaar in de houding jegens het zionisme. In een artikel over antizionisme, geschreven door de extreem-linkse E. Krebbers in ‘De Fabel van de illegaal’, een blad van de Nederlandse Antifa-criminelen, is te lezen: “Weg met het fundamentalisme dus. Maar de solidariteit van links zou ook niet meer traditioneel moeten uitgaan naar “de Palestijnen” of “de Israëli’s”, niet naar de inmiddels vrijwel volledig door de ultra-rechtse Al Fatah gedomineerde PLO en ook niet naar de Israëlische staat. Links zou beter initiatieven kunnen steunen die het primaat van het religieuze en het nationalisme doorbreken, en die zich baseren op linkse en feministische uitgangspunten. Ook liberale stromingen die opkomen voor gelijke burgerrechten voor iedereen in het gebied zouden moeten kunnen rekenen op onze solidariteit. Hun ideale samenleving, de burgerlijke en kapitalistische democratie, is ondanks alle inherente onrechtvaardigheden toch verre te prefereren boven de barbarij van het extreem-rechtse fundamentalisme en nationalisme.” Even verder schrijft Krebbers nog: “Sinds de val van de muur is het antizionisme in de meeste westerse landen gelukkig een zeer marginaal verschijnsel.”

Stellingname

Niet enkel is de stichting van de staat Israël gebaseerd op een imperialistisch en anti-volksnationaal denken, ook de politiek die deze staat sinds haar ontstaan voert is verwerpelijk. Sinds 1967, al bijna 40 jaar lang, bezet Israël de Palestijnse Westelijke Jordaanoever (inclusief Oost-Jeruzalem), de Gazastrook (waar ze met militair geweld blijven binnentrekken indien ze het nodig achten, ook na de ontruiming) en de Syrische Golanhoogte; en blijft het zijn joodse kolonies uitbreiden. Het bezette Oost-Jeruzalem en de Golanhoogte zijn al geannexeerd, nu worden met de Muur de facto belangrijke grote delen van de Westelijke Jordaanoever bij Israël ingelijfd. Terwijl de kolonies in de Gazastrook in augustus 2005 (unilateraal) werden ontruimd, breidden die op de Westelijke Jordaanoever verder uit. De staat Israël is in 1948 opgericht op voornamelijk etnisch gezuiverd land - gezuiverd van zijn Palestijnse eigenaars, de oorspronkelijke bevolking van het gebied. Vandaag zijn de meeste Palestijnen vluchteling, de meerderheid van hen is zelfs staatloos. Ook tegenover zijn eigen Arabisch-Palestijnse burgers voert Israël nog altijd een politiek van systematische discriminatie.

Israël maakt zich hiermee voortdurend schuldig aan schendingen van het Internationaal Recht. Niet dat wij grote fans zijn van het huidige Internationaal Recht dat ondermeer enerzijds rechten van volkeren en anderzijds plichten van personen jegens hun volk miskent. Maar dit zelfde Internationaal Recht wordt wel door de aanhangers van de bestaande wereldorde (in de eerste plaats de VSA maar ook Israël zelf) gebruikt om kritische en écht onafhankelijke staten en regimes het leven zuur te maken.

Sinds 1948 hebben talrijke VN-resoluties het koloniale en discriminerende beleid van Israël illegaal verklaard en opgeroepen tot directe, adequate en effectieve maatregelen. Op 9 juli 2004 werd de Muur die Israël op bezet Palestijns gebied bouwt, illegaal verklaard in het Advies van het Internationaal Gerechtshof, maar Israël negeert het daaruit voortkomende VN-besluit van 20 juli 2004 en blijft gewoon verder bouwen. Dit met de steun van de grootste schurkenstaat ter wereld, de VSA, waarvan het buitenlands beleid in sterke mate beïnvloed wordt door zionistische lobbygroepen. Internationale bemiddeling en vredesbesprekingen zijn steeds onvoldoende gebleken om van Israël een andere politiek af te dwingen, en de bezetting en verdrukking van het Palestijnse volk te doen eindigen.

Verschillende vertegenwoordigers van de Palestijnse civiele maatschappij hebben organisaties uit het internationale maatschappelijk middenveld en bewuste burgers over de hele wereld opgeroepen tot een breed gedragen boycot en initiatieven van desinvestering tegen Israël. We scharen ons hierachter en doen daarbij een beroep op elke bewuste burger om bij de eigen staat te pleiten voor embargo’s en sancties tegen het imperialistische Israël. Daarbij doen we een oproep aan elke consument om zelf een voorbeeld te stellen en niet langer Israëlische producten te kopen. Daarnaast kan gepleit worden voor een verbod op organisaties die het zionisme goedkeuren of verheerlijken, zoals bijvoorbeeld de recent opgerichte European Friends of Israël (EFI).

Bron: N-SA

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.