maandag 12 januari 2009

ANALYZE: WAAROM ISRAEL NIET AANGEKLAAGD WORDT VOOR MOGELIJKE OORLOGSMISDADEN

> Israëlische wetten verbieden oorlogsmisdaden > Israëli's kunnen in buitenland worden vervolgd > Goede contacten met Israël zijn belangrijk


Vorige week zijn dertig Palestijnse doden gevallen, nadat het huis waarin zij door de Israëli's met honderd waren samengebracht, geraakt werd door granaten. Physicians for Human Rights probeert al sinds 3 januari een zwaargewonde familie uit haar woning te evacueren, maar de onderhandelingen met de Israëlische autoriteiten leveren tot nu toe niets op.

De drieste manier waarop het Israëlische leger in Gaza opereert, roept vragen op. Zelfs een neutrale instelling als het Internationale Rode Kruis heeft kritiek. Mensenrechtenorganisaties hebben er de laatste dagen regelmatig op gewezen dat Israël in Gaza de Conventies van Genève negeert. De Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN, Nai Pillay, heeft aangekondigd dat zij een onafhankelijk onderzoek wil naar mogelijke oorlogsmisdaden: 'Een schending van het internationaal humanitair recht kan een oorlogsmisdaad zijn waarvoor mensen persoonlijk vervolgd kunnen worden.'

Zullen Israëlische soldaten en hun leiding zich moeten verantwoorden voor hun daden in Gaza? 'We bereiden ons voor op een golf van internationale processen', zei procureur-generaal Menachem Mazuz. Het is niet de eerste keer dat Israël met de vinger wordt gewezen voor een mogelijke schending van het internationaal humanitair recht. Maar tot nu toe is er nooit een Israëli zwaar gestraft voor oorlogsmisdaden.

Volgens de Conventies van Genève ligt de eerste verantwoordelijkheid voor de berechting van oorlogsmisdaden in het eigen land. Israël moet zijn soldaten de basis van het humanitair recht bijbrengen en moet in zijn wetten de inbreuken strafbaar maken. Dat doet Israël ook, het is een democratische rechtstaat die de internationale verdragen en het internationaal gewoonterecht toepast. Het heeft zelfs een speciale ambtenaar aangesteld die een onderzoek moet instellen naar klachten over foltering bij Palestijnse gedetineerden.

Maar de kloof tussen wetten en daden is groot. De Israëlische mensenrechtenorganisatie Btselem heeft vastgesteld dat sinds het begin van de tweede Intifada in 2001 ruim 2.000 burgers zijn omgekomen die niet aan de strijd hebben deelgenomen. Daar zijn 270 onderzoeken naar gedaan, en dat heeft uiteindelijk geleid tot 30 aanklachten. Als de soldaten dan al aangeklaagd werden, dan stond hun straf niet in verhouding tot hun misdrijf. Zo werd twee Israëlische militairen, die in 2008 op een gehandboeide Palestijn hebben geschoten, alleen maar aangeklaagd voor 'gedrag een soldaat onwaardig'.

Als Israël zelf geen onderzoek instelt naar de manier waarop en de omstandigheden waarin sommige soldaten hebben gehandeld, dan laten de Conventies van Genève toe dat een ander land de zaak naar zich toetrekt. In België, Nederland, Groot-Brittannië of Spanje kunnen oorlogsmisdaden die in het buitenland werden gepleegd - onder specifieke omstandigheden - worden berecht.

Maar de kloof tussen wetten en daden is ook hier groot. Koen De Groof, expert humanitair recht bij Broederlijk Delen, vertelt hoe de Israëlische bevelhebber Doron Almog in 2005 op het allerlaatste moment kon ontsnappen aan het Britse gerecht. De commandant was door een Britse rechter in beschuldiging gesteld van oorlogsmisdaden omdat hij in Gaza in 2002 59 huizen had laten vernietigen. Een dag nadat het aanhoudingsbevel was uitgevaardigd, landde Almog op een Londense luchthaven. Net voor hij wilde uitstappen, waarschuwde een Israëlische diplomaat Almog dat hij gezocht werd en het leek Almog wijzer om onmiddellijk terug naar Israël te vliegen. De Britse politie heeft niet overwogen om aan boord van het vliegtuig te gaan om hem te arresteren.

In mei 2008 werd het Nederlandse aanhoudingsbevel tegen Ami Ayalon, het vroegere hoofd van de veiligheidsdienst goedgekeurd een dag nadat hij alweer uit Nederland was vertrokken. Ayalon werd verdacht van marteling van een Palestijn en de advocate van het slachtoffer had de Nederlandse autoriteiten er meermaals op gewezen dat Ayalon niet lang in Nederland zou blijven.

Westerse landen die volgens hun wetgeving vervolgingen kunnen instellen tegen mensen die verdacht worden van oorlogsmisdaden, zijn voorzichtig als het om Israël gaat. Goede contacten met Israël, getouwtrek van de Israëlische lobby en schuldgevoelens voor wat de joden tijdens de Tweede Wereldoorlog is aangedaan, verstoren de normale rechtsgang.

Tot slot is er nog het Internationaal Strafhof, dat in 2002 is opgericht en dat geen rekening hoeft te houden met diplomatieke gevoeligheden. Het zeer jonge Hof is nog expertise aan het opbouwen en werkt in principe alleen in die gevallen waar de nationale rechtsorde tekortschiet. En zoals hierboven geschreven, is er met de wetgeving van Israël niets mis. Het is een democratische rechtsstaat die de internationale verdragen toepast...

Corry Hancké is redactrice buitenland bij De Standaard.

Bron: DS 12/1

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.